Één op de acht amateursportverenigingen heeft in de afgelopen twee jaar te maken met signalen die kunnen wijzen op criminele inmenging. Dit is onderzocht bij 43 sportbonden. Het komt in het hele land voor.
Argeloos en zonder hulp
Amateursportverenigingen zijn zich nauwelijks bewust van de gevaren van criminele inmenging en wapenen zich er in een beperkte mate tegen. Wanneer verenigingen wél een hulpvraag hebben, weten zij amper bij wie ze terecht kunnen. Hierdoor blijven meldingen die sportbonden ontvangen achter bij de realiteit waar verenigingsbestuurders mee te maken hebben.
Onderzoek
dit is onderzocht door Bureau Bruinsma, het Mulier Instituut en de Universiteit van Tilburg in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het onderzoek brengt de situaties in beeld waarbij personen die een link (lijken te) hebben met de georganiseerde misdaad en/of wittenboordencriminaliteit, zich een rol of taak hebben kunnen verwerven in een lokale vereniging. Vanuit deze rol of taak kunnen zij invloed uitoefenen op het beleid van de club, crimineel verworven geld in brengen in de club en/of de club gebruiken bij uitvoering van criminele activiteiten.
Extra opletten
De signalen komen vaker voor bij verenigingen die een eigen kantine of sportaccommodatie hebben; verenigingen die over een businessclub voor sponsoren beschikken; verenigingen die regelmatig aandacht krijgen in de lokale media; verenigingen met bestuurswisselingen in de laatste twee jaar; en verenigingen die activiteiten organiseren voor personen die geen lid zijn of opstallen verhuren aan niet-leden.
Preventie
Voor preventie zijn de clubs te veel op zichzelf aangewezen. De verantwoordelijke overheidsinstanties zoeken niet specifiek naar criminele inmenging in de amateursportwereld, ze zien het pas als 'bijvangst' bij andere analyses en interventies. Van de onderzochte 43 sportbonden zijn er maar 2 die hier specifiek aandacht aan besteden. Ook gemeenten doen nog heel weinig op dit gebied.