Overheden kunnen onderling leren van de manieren waarop inwoners betrokken zijn bij maatschappelijke vraagstukken. Het belangrijkst? Hoe om te gaan met de uitkomsten van participatie? ‘Aan het begin van ieder participatieproces moet dat helder zijn.’
Dat stellen Boudewijn Steur (Binnenlandse Zaken) en Frank Speel (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) in een essay in Binnenlands Bestuur. Daarin schetsen ze enkele perspectieven die vijf bijeenkomsten over hoe inwoners invulling geven aan hun zeggenschap. Die sessies waren door Binnenlandse Zaken, Binnenlands Bestuur en het Nederlands Gesprekscentrum georganiseerd.
Behoefte voorop
‘Inwoners participeren niet om het participeren. Ze hebben wel betere dingen te doen in hun vrije tijd. Mensen willen meedoen of meepraten over onderwerpen die hen direct raken. Onderwerpen die ertoe doen. Daarom is het belangrijk dat de behoefte van mensen om ergens zeggenschap over te hebben voorop te stellen. Participatie is daarmee geen doel op zichzelf. Immers, dan zou het onderwerp waarop mensen mogen meepraten of meebeslissen irrelevant zijn. Mensen willen invloed hebben op onderwerpen die hen direct raken, die impact hebben. Denk dus ook goed na als overheid op welke onderwerpen je mensen wilt betrekken: doe dat op de onderwerpen die ertoe doen’, aldus de auteurs.
Wandelingen
Verder is belangrijk om vanuit het perspectief van de mensen te denken die je mee wilt laten doen. ‘Zet daarom het vraagstuk centraal, niet de oplossingen. Blijf ook doorvragen bij mensen wat zij als probleem ervaren. Of draai dat juist om, vraag mensen naar hun dromen, hun wensen. Uit de praktijk blijkt dat dit verrassende inzichten kan opleveren’, leerden Steur en Speel. Aansluiting zoeken bij de belevingswereld van inwoners is daarbij heel belangrijk. Ze opzoeken helpt, door bijvoorbeeld wandelingen te organiseren, markten, kantines of sportvelden te bezoeken. ‘Maar verlaat in ieder geval de overheidsgebouwen.’
Een gedachte is verder om burgerinitiatieven ambtelijke ondersteuning te bieden. Zorg in elk geval voor een contactambtenaar, zodat mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Energietransitie
Het gaat, zo leerden de sessies, niet alleen om individuele inwoners maar juist ook om de betrokkenheid van georganiseerde groepen inwoners. ‘Neem bijvoorbeeld de betrokkenheid van inwoners bij de energietransitie. Daar gaat het juist om groepen inwoners, zoals energiecoöperaties’, aldus Steur en Speelman. ‘Kan dit denken in termen van collectieven ons helpen in andere domeinen? Wij denken van wel. Neem de invoering van de Omgevingswet. Misschien moeten we ons daar meer richten op het betrekken van groepen inwoners in plaats van het betrekken van individuen.’
Bestaande netwerken
De auteurs pleiten voor een beter gebruik van het bestaande weefsel in de samenleving. ‘Mensen zijn, zoals wij hierboven stelden, immers eerder geneigd zich ergens voor in
te zetten als er een gemeenschapsgevoel is. Hoe kun je dat concreet maken?
Denk bijvoorbeeld aan het actief betrekken van verenigingen of organisaties in het maatschappelijk middenveld. Nog te vaak worden participatieprocessen opgestart zonder dat gebruik wordt gemaakt van deze bestaande netwerken.’
Door aandacht te hebben voor het maatschappelijk weefsel, wordt ook duidelijk dat niet iedere wijk, ieder dorp of iedere stad hetzelfde is. Met oog voor die verschillen moeten verschillende aanpakken ingezet worden om inwoners te betrekken. ‘In wijken met weinig sociale cohesie werkt het anders dan in wijken met veel cohesie.’
Lees het volledige essay in Binnenlands Bestuur nr. 2 van deze week (inlog)